Eind vorig jaar
reserveerde de NRC veel ruimte voor filosoof Stine Jensen om een lans te breken
voor seculier gedachtengoed. Een week later kreeg de theoloog Stefan Paas ook
flink wat redactionele ruimte om haar van repliek te dienen: seculier is een
begrip, afkomstig uit de rooms katholieke traditie. We zijn inmiddels aan een
nieuw jaar begonnen en nu, we schrijven 18 januari 2025, krijgt filosoof en
humanisticus Jan Warndorff twee hele pagina’s in de NRC voor zijn betoog dat
ook seculieren in een luchtkasteel leven. Hij zal met dit ‘ook’ wel niet
bedoelen dat gelovigen zich in eenzelfde positie bevinden maar het blijft een wat
merkwaardige titel voor een hybride artikel.
Warndorff stelt
dat seculieren de nationale staat en de maatschappelijke orde verabsoluteren
maar mij lijkt dat echt onzin. Ik ben een atheïst die met instemming Ulrike
Guérot’s Red Europa las waarin zij een lans breekt voor juist het
afbreken van de natiestaat. Warndorff suggereert dat dat de atheïst religie
afwijst maar in plaats daarvan een politiek geloof aanhangt: wij zijn eerst en
vooral nationaal onderdaan en burger van de maatschappij.
Vervolgens stelt
hij vast dat de staat een menselijke creatie is en uiteindelijk slechts berust
op afspraken tussen mensen. Daar stelt hij Ortega y Gasset tegenover die
formuleerde: “Ideeën hebben wij en houden wij staande, maar overtuigingen
hebben ons en houden ons staande”. En daarom stellen wij overtuigingen niet ter
discussie. De seculiere liberaal, zegt Warndorff, gaat simpelweg uit van het
bestaan van de nationale staat terwijl een religieus persoon rekening wil
houden met iets dat oneindig veel groter en ouder en belangrijker is.
Seculiere
liberalen leven volgens hem net zo goed in een luchtkasteel als religieuze
extremisten (toe maar!), een luchtkasteel dat bovendien wordt gestut door een
tweede vorm van geloof, namelijk dat de aarde gewoon een brok puin is die
doelloos rondjes in de ruimte draait. En zo heeft de onttovering van de wereld
een lege ruimte gecreëerd waarin de politieke verbeelding van ons bestaan zich
dwingend kan opdringen als de primaire realiteit om rekening mee te houden.
Dixit Warndorff.
En hij voegt daar
aan toe dat wetenschappelijke kennis in wezen een denkbeeldige laag is die pas
sinds enkele honderden jaren over de werkelijkheid wordt gespannen. Merkwaardig
dat een filosoof met deze formulering volledig voorbij gaat aan de grote Griekse
denkers maar daar zal ik verder niet over struikelen.
Het wordt pas
echt spannend als Warndorff opmerkt dat mensen met een religieuze sensibiliteit
ons eraan kunnen herinneren dat zowel de politieke staat als de wetenschap
menselijke constructies zijn. Religies prikken, zegt hij, de politieke bubbel
door, zij doorbreken de hegemonie van de staat, waardoor onze vrijheid juist
wordt gewaarborgd. We moeten hieruit afleiden dat Warndorff het godsidee niet
als een menselijke constructie beschouwt en dat lijkt mij een merkwaardige
positie voor een filosoof en humanisticus.
Goed, het geloof
is dus van bovenaf op ons neergedaald, letterlijk een deus ex machina. In de
bijbel heet dat, meen ik, openbaring. Mijn probleem met dit artikel van
Warndorff is dat hij begint met een karikaturale schets van de atheïst en zijn
redenatie is gestoeld op de uit de lucht gegrepen aanname dat ‘de atheïst’
überhaupt zou bestaan en dat die vervolgens de nationale staat zou
verabsoluteren. Hoe komt hij daar toch bij? Ik althans, ik voel mij niet
aangesproken. En als geloof geen menselijk construct is, hoe kan het dan dat er
zoveel geloven over ons zijn neergedaald en hoe zit het dan met die notie van
‘het ware geloof’? Ook wetenschap wordt door Warndorff karikaturaal weggezet en
hij plaatst zich daarmee in een traditie die ooit door Augustinus werd ingezet:
de mens behoort niet nieuwsgierig te zijn, dat brengt hem alleen maar van het
rechte pad. En ook in de traditie van Maarten Luther die ooit zei: de rede is
de hoer van de duivel. Maarten Luther is de grootste antisemiet uit de
geschiedenis.
Zelf ben ik
opgevoed en opgeleid door paters, Norbertijnen om precies te zijn maar ik heb
in al die zeven gymnasiumjaren nog nooit een gesprek met een priester gevoerd
waarvan ik dacht: ja, hier heb ik iets aan, hier kan ik wat mee. Zij verboden
simpelweg al die dingen waar ik razend nieuwsgierig naar was. Zeven jaar lang
dacht ik: wacht maar, mijn tijd komt nog wel. Vijf keer per dag werd ik de kapel
ingejaagd en wat ik er zag kon ik slechts bestempelen als voodoo. Sedertdien ga
ik zonder religie door het leven en ik beschouw mijn leven als buitengewoon
zinvol en ik ben en blijf mateloos gefascineerd door onze gezamenlijke en mijn
persoonlijke geschiedenis in het volle besef van al het menselijke onvermogen.
Maar dat religie een politieke bubbel zou doorprikken? Laat me niet lachen! En
dat religie mijn vrijheid zou waarborgen? Gelooft u het zelf?