maandag 2 april 2018

Antoine Bodar "filosofeert" er weer eens op los


U kent hem wel, Antoine Bodar. Die ooit eens homoseksuele priester die de demon in zichzelf beteugelde en van de herenliefde niets meer weten wil.  Tijdens de nacht van de filosofie mocht Bodar een voordracht houden en die ging over de jaren zestig. Hij kijkt er met afgrijzen op terug, zo blijkt. Parijs en Amsterdam, 1968 en 1969, het was niets dan bezetting en vernieling. Dixit Bodar. Door katholiek gespuis, weet hij ook nog te melden.


Ik weet wel, die 'kritiese studentenbeweging' heeft in academisch opzicht weinig tot niets gebracht. Ik heb ook zelf die beweging aan de universiteiten in Utrecht en Nijmegen aan den lijve ondervonden, reden om er na enkele jaren gedesillusioneerd de brui aan te geven. Maar dat neemt niet weg dat die periode in zekere zin historisch onvermijdelijk is gebleken. Maar aan een historische analyse heeft Bodar geen behoefte. Katholiek gespuis, dieper gaat zijn gegraaf niet.


En zo mogelijk nog reactionairder wordt hij als hij de opkomst van de beat- en rock and roll cultuur beschrijft. Muziekmakende groepen voor hardhorenden noemt hij dat. Veel erger kun je het toch niet krijgen? Het zijn, zegt Bodar, "de jaren van de aanvang van het ik-tijdperk, van de dwingend opgelegde mening op straffe van uitsluiting, van de groei van de vaderlandse lompheid, toch al onze nationale trots. En de blik naar het Oosten bracht nogal wat gesjeesde katholieken in de ban van verdovende vaagheid. Ze hoopten daar iets te vinden wat hier ook bestaat, maar was toegedekt: het mysterie van het katholieke geloof dat bij het oude vuil was geplaatst, gelijk met beelden en paramenten". Bodar ervoer deze periode als de meest dictatoriale en daarmee meest afgrijselijke periode van zijn leven.: "de jaren zestig, gewelddadig en angstig waren ze".


Merkwaardig, ik leefde dezelfde jaren als Bodar maar als gewelddadig en angstig heb ik ze nooit ervaren. Natuurlijk, de verbeelding was aan de macht en ik geneer me daar achteraf ook wel eens voor maar de jaren zestig waren een onvermijdelijk antwoord op de verstikkende jaren vijftig, "de donkere jaren van de petticoat" zoals Johnny the Selfkicker ze toen noemde. Voor mij waren de jaren zestig heerlijk na zeven lange jaren opgeleid en opgevoed te zijn door priesters (paterlijk mondvocht bij bezweringen begeleid door een zwaaiende wijsvinger)


"Wanneer keert de wal van bezonnenheid het schip van vermoeiende verveling en vermaak?" verzucht Antoine Bodar. Ik heb bijna met hem te doen. De man laat zich hier kennen als een reactionair vol nostalgie naar die eerste jaren na de oorlog, toen iedereen dankzij de verzuiling zijn plaats wist en het leven nog overzichtelijk was. Ik vermoed zo dat Bodar zich wel thuisvoelt bij die andere achteromkijker, Thierry Baudet, al was het maar vanwege beider Franse namen.

Geen opmerkingen: