In de eerste seconden van de documentaire The taste of desire wordt ene W.J.A. Kluijfhout opgevoerd als de maker. Geen idee waarom de naam van de maakster hier als initialen wordt weergegeven. Genderloos, is dat de bedoeling? In deze documentaire schotelt zij ons vijf mensen voor die op enigerlei wijze iets met de oester van doen hebben. Een New Yorkse burlesque danseres die een fraaie oesteract heeft ontwikkeld, een Zweedse oestervisser, een Britse schrijver die ondanks zijn vergevorderde agressieve kanker graag zijn ultieme boek over oesters hoopt af te maken, een Franse voormalig twee-sterren-kok die de zee wil beschermen en een Japanse juwelier die van parels haar levenswerk maakte.
Het is een prachtige documentaire geworden, in rustige beelden gefilmd en op een kalme manier verteld. De oester als zinnebeeld, als symbool van de verleiding, het exquise, het geheimzinnige. Het was de Britse schrijver meen ik, die opmerkte dat men wel eens spreekt van "gesloten als een oester" maar dat een oester zichzelf toch echt geregeld op een kiertje moet zetten om voedingsstoffen uit het water te kunnen filteren.
Geregeld hoorden we een verleidelijk klinkende vrouwenstem poëtische zinnen over de oester uitspreken. Die extra mystificatie was wat mij betreft overbodig. Zoals ik ook niet begreep wat de toegevoegde waarde was van de ontboezemingen van de Zweedse oestervisser over haar besluit anorexia te worden, een besluit dat ze vervolgens tot en met een ziekenhuisopname had doorgevoerd. Wat niet duidelijk werd was waarom juist de Zweedse oester, gewonnen op precies die locatie waar zij woonde, haar leven redde. Dat haar geliefde, Sander Schimmelpenninck zich uitgerekend op een miljonairsparty in Amsterdam liet filmen, was ook een bevreemdend moment. Een grotere tegenstelling met de kille, eenzame en verlaten Zweedse wateren was nauwelijks denkbaar. Ik ben dan al gauw geneigd te denken: een hopeloze en kansloze liefde.
Maar de documentaire was fraai en ik heb me heilig voorgenomen me toch nog eens keer aan de oester te wagen maar ik zal daarmee wachten tot ik weer eens een goed restaurant aan de kust kan bezoeken. Ik eet nooit vis in een binnenlands restaurant. Vers kan die vis nooit zijn, denk ik steevast terwijl ik natuurlijk ook wel weet dat je aan de kust niet per definitie verse vis krijgt voorgeschoteld. Tot nof toe was ik niet bovenmate gecharmeerd van de oester, het smaakte nogal eens als zilte kledder. Nu weet ik van mijzelf dat ik niet direct een verfijnde smaak heb, misschien wordt het nooit wat tussen mij en de oester.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten