zondag 22 mei 2016

De belediging en de vrije meningsuiting


Het is me al jaren een doorn in het oog dat de vrijheid van meningsuiting synoniem is geworden voor verbale diarree. De sociale media zijn hier in zoverre debet aan dat ze een podium vormen waar iedereen vrijelijk zijn gang kan gaan zonder dat men er ooit tot verantwoording kan worden geroepen.

Ook zijn er steeds meer quasi-journalistieke bewegingen die zich niet bekommeren fact finding of meningsvorming maar al hun pijlen richten op vermeende politieke tegenstanders, veelal samengevat in termen als 'elite', 'links', 'graaiers', 'politieke correctheid' of 'fatsoensrakkers'.

In de NRC van dit weekend staat een analyse van de vrijheid van meningsuiting van Bas van Stokkum, socioloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Waar het vrije woord lange tijd werd gezien als voertuig voor rechtvaardigheid en emancipatie van zwakkere partijen, staat meningsuiting nu veeleer in het teken van provocerend nieuws, aldus van Stokkum.

Natuurlijk verdienen dictators als Erdogan stevige kritiek volgens hem. Vrijmoedig spreken is vanouds gericht tegen machtige partijen die uitingen in de taboesfeer willen houden, censuur uitoefenen en het volk opzette tegen andersgezinden.

Maar dat betekent niet dat het zinvol of nuttig zou zijn onbeperkt satire te bedrijven. Wanneer je onbeschoft uithaalt naar mensen met minder macht, houdt satire op en beland je in de sfeer van treiteren. Het inperken van het domein van uitingen betekent nog niet dat de democratie daarmee veren laat, aldus van Stokkum. En hij citeert H.L. Mencken die zei: "Journalism is about conforting the afflicetd and afflicting the comfortable".


Op 17 mei schreven Jan Brouwer, hoogleraar algemene rechtswetenschap aan de RU Groningen en Jon Schilder, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de VU dat de vrijheid van meningsuiting te allen tijde hartstochtelijk verdedigd moet worden, zelfs wanneer het bijna zeker is dat iemand en strafbare mening gaat verkondigen. Preventief ingrijpen, bijvoorbeeld het verbieden van haatimams, is uit den boze. De politie kan immers altijd ingrijpen, maar dan wel onder de verantwoordelijkheid van de officier van justitie. En beledigden kunnen altijd de rechter om een oordeel vragen wanneer zij zich slachtoffer van de vrijheid van meningsuiting voelen.


Brouwer en Schilder hebben gelijk en toch heb ik moeite met die haatimams. Zij wijzen vrijwel alle waarden en normen uit de vrije Westerse samenleving af en komen uitsluitend hier naar toe om onze wereld te destabiliseren en ontregelen. Ze maken gebruik van de democratie teneinde die democratie om zeep te helpen. Erdogan is het meest recente en meest sprekende voorbeeld. Moet je bijvoorbeeld zulke haatimams alle ruimte geven om hun boodschap van verderf en onverdraagzaamheid in de hoofden van getroebleerde jonge moslims te planten? Wie bij dat soort boodschappers te rade wil gaan heeft Internet en YouTube tot zijn beschikking. Moeten we echt ruim baan maken op Nederlandse podia voor zulke lieden?

Geen opmerkingen: