zondag 14 oktober 2018

Het godsbewijs?


De NRC organiseerde een essay-wedstrijd rond het thema "Is er in de wetenschap ruimte voor religie?" Winnaar van deze wedstrijd werd  René van Woudenberg, hoogleraar Geesteswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De titel van het winnende essay luidt "God bestaat, er is bewijs".

Dat maakt meteen nieuwsgierig. Ik schets in het kort de redenatie van van Woudenberg.  Hij begint met de vaststelling dat  de fysische werkelijkheid grote orde vertoont, dat er wetmatigheden en patronen zijn, op micro-, macro- en meso-niveau. Die wetmatigheden laten zich  wiskundig en rationeel beschrijven. Die ordelijkheid zelf lijkt echter niet wetenschappelijk bewezen te kunnen worden. En waarom niet? Omdat wetenschappelijke verklaringen die orde wel eerst moeten veronderstellen om überhaupt iets te kunnen verklaren.
Dan introduceert van Woudenberg het merkwaardige postulaat: dat de wereld een hechte ordening vertoont is het bewijs van een  god (Woudenberg schrijft voortdurend God maar ik weiger die hoofdletter te gebruiken) die rationeel is en orde wil en schept.
Van Woudenberg geeft toe dat het een flinterdun bewijs is maar niet irrationeel want ze komt voort uit een rationele nieuwsgierigheid die de gehele wetenschap in gang en vlam zet.


Tja, het blijft natuurlijk een uiterst merkwaardige redenering waarbij van Woudenberg volkomen voorbij gaat aan enkele cruciale kenmerken waardoor wetenschap zich onderscheidt van geloof, mystiek en ander paranormaal gerommel. Het belangrijkste punt is wel dat elk postulaat toelaatbaar is, mits experimenteel kan worden aangetoond dat het postulaat overeind blijft en mits die experimenten herhaalbaar zijn en gevalideerd kunnen worden.


Korthof merkt in zijn blog ten aanzien van het thema 'orde in de natuur' terecht op dat de vraag naar orde betekenisloos is als je dat begrip niet eerst goed definieert; en je kunt - stelt hij - orde altijd zo definiëren dat je altijd orde in de natuur vindt. Desnoods met de chaostheorie. Welnu, van Woudenberg beperkt zich in zijn essay tot de constatering  dat de fysische werkelijkheid grote orde vertoont. En hij laat daarop de dubieuze vaststelling volgen dat wetenschappers die orde niet kunnen verklaren.

Ik beschouw de denkrichting die van Woudenberg voorstelt niet als een no-go zone maar met wetenschap heeft het niets van doen. Hij veronderstelt dat hij sterk staat in zijn redenatie omdat we de big bang en het elektron ook niet kunnen waarnemen. Maar hij vergeet dat de big bang wordt afgeleid uit het gegeven dat het heelal wetenschappelijk bewezen uitdijt (en inmiddels weten we dat die uitdijing doorgaat met ongekende snelheid en niet tot staan gebracht lijkt te worden). En ook vergeet hij dat we het elektron weliswaar niet kunnen waarnemen maar dat het wel experimenteel is aangetoond, aan de hand van herhaalbare en daarmee verifieerbare experimenten.



Zijn redenatie luidt kortom: als er wetenschappelijk bewijs is voor het niet met het menselijk oog waarneembare elektron dan is daarmee het bewijs voor een niet waarneembare, orde wensende god geleverd. Willen we dit echt wetenschappelijk noemen? Als dit essay de winnaar is, moet het niveau van die andere 99 essays wel heel belabberd zijn. Mijn konklusie? Apekool!

Geen opmerkingen: