dinsdag 31 maart 2020

Sátántangó


In 2013 las ik van de Hongaarse schrijver László Kraznahorkai het waanzinnige boek Satanstango. U treft mijn bespreking van dat boek hier aan. Ik schafte mij, zoals aangekondigd, op een zeker moment de verfilming van dit boek door de Hongaarse cineast Bela Tarr aan. Een verfilming op basis van een door de schrijver zelf vervaardigd script. De film werd gedraaid in zwart-wit en duurt ruim zeven uur! Er was een virus voor nodig om de film eindelijk eens in alle rust te gaan zien.


De film is, net als het boek, bij tijd en wijle raadselachtig en weinig specifiek in het duiden van bepaalde scenes. We weten niet precies hoe de kleine samenleving waarin het verhaal zich afspeelt is ontstaan, we weten niet waar het geld vandaan komt dat een centrale rol in het verhaal speelt, evenmin weten we waar Irimiás nu exact van beticht wordt maar duidelijk is dat de machthebbers, die kennelijk ver verwijderd zijn van onze kleine minisamenleving, niet veel met hem op hebben, zoals ook duidelijk is dat de machthebbers de afzonderlijke karakters van die minisamenleving tamelijk nauwkeurig kennen en er moet dus een informant of een mol zijn. Werkelijk prachtig en bijna surrealistisch is het gesprek tussen een kapitein van het leger en Irimiás. Pas veel later zullen we begrijpen waartoe dat gesprek uiteindelijk leidt.


Het regent vrijwel onophoudelijk in de film - we spoke of the rain, always back to the rain - en overal is modder en het landschap is even troosteloos als eindeloos. De samenleving lijkt ontheemd, er is wel ergens centraal gezag maar veel lijkt dat er niet toe te doen. De mensen zijn in afwachting van een messias en Irimiás, de woordkunstenaar, vervult die rol voor de kleine groep mensen die we in deze film volgen. Geregeld horen we in de verste onheilspellend gedempt en vaag klokgelui.


De geschiedenis, een aantal min of meer losse maar wel met elkaar samenhangende episodes, worden aan elkaar gepraat door een verteller, iemand die van buiten af naar deze minisamenleving kijkt maar die tegelijkertijd ook heel nauw betrokken is bij de mensen die deze film bevolken. Prachtig is het commentaar bij de laatste beelden van Estike, een verwaarloosd meisje. Een meisje dat liefdeloos opgroeide, en liefde is in deze film volstrekt afwezig, een gevoel(suitwisseling) waartoe mensen absoluut niet (meer) in staat lijken.


Ik vertel u niets over de werkelijke toedracht. Bela Tarr en László Krasznahorkai maakten een prachtige film, een langzame film bij uitstek. U moet er de tijd voor nemen maar dan ziet u ook een fascinerend en onvergetelijk verhaal, weinig hoopgevend - ik moet het toegeven - maar ook geregeld tragikomisch (zeker in de persoon van de alles en iedereen bespiedende dokter) en het drinkgelag in de plaatselijke kroeg is ronduit hilarisch. Ongemakkelijk is de scène van Estike met een kat maar volgens de cineast was er een dierenarts bij de opnames aanwezig en is de kat gewoon in leven gebleven.

De intrigerende muziek bij deze film is gecomponeerd door Mihály Víg die in de film ook de rol van Irimiás vertolkt. Krasznahorkai en Tarr hebben vaker samengewerkt, onder andere bij The Turin Horse en Baron Wenckheim.




Geen opmerkingen: