vrijdag 17 januari 2014

Ondraaglijk en uitzichtloos lijden: van lichaam of geest?


Als u belang hecht aan zelfbeschikkingsrecht, heeft u natuurlijk ook de recente publicaties over euthanasie voor psychiatrische patiënten gevolgd. Het is al jarenlang bekend dat er onder deze patiënten een grote behoefte bestaat aan het verkrijgen van toegang tot de wettelijke mogelijkheden voor euthanasie. Ook is bekend dat psychiaters doorgaans weinig tot geen mogelijkheid zien om hun medewerking te verlenen aan het effectueren van een doodswens van een bij hen onder behandeling zijnde patiënt. Die situatie leidt vaak tot jarenlange behandelingsrelaties tussen psychiater en patiënt waarin langlopende therapieën of de inzet van telkens weer nieuwere medicijnen de situatie van de patiënt beogen te verlichten. Velen van hen verdragen een dergelijk leven niet en geven te kennen uit te willen stappen. Ik begrijp dat dat voor een psychiater moeilijk is maar ben tevens van mening dat een dergelijke situatie voor zijn patiënt altijd nog veel moeilijker is. Als je geen toegang hebt tot de euthanasiewetgeving en je arts altijd nog wel een resterende behandelingsroute ziet, word je gedwongen te volharden in een leven dat je zelf als een marteling ervaart.

De Stichting Levenseindekliniek van de NVVE biedt zulke patiënten nu een uitweg. We lazen daarover recentelijk uitgebreid in de NRC, waarin een aan de SLK verbonden psychiater op een overigens integere wijze voorbeelden uit haar praktijk toelichtte. Een van die voorbeelden betrof een man die aangaf niet verder te kunnen leven wanneer hij niet meer zou kunnen/mogen werken. Vrijwel onmiddellijk na zijn pensionering werd hij door tussenkomst van de SLK geëuthanaseerd, waarbij de RTC regionale toetsingscommissie achteraf bepaalde dat deze euthanasie volgens de geldende procedures was uitgevoerd. Zelf had ik daarbij wel een ongemakkelijk gevoel: had die man niet gewoon onbezoldigd kunnen blijven werken bij zijn werkgever, die immers van zijn situatie op de hoogte was; was er geen mogelijkheid om door middel van specifiek vrijwilligerswerk inhoud aan zijn leven te geven; is er alles aan gedaan om hem in staat te stellen deze problematiek wel zelf op te lossen?  En zo voorts.

Boudewijn Chabot, zelf psychiater en tevens de man die aan de basis staat van de bestaande euthanasiewetgeving, zelf ook een enorm voorvechter van het zelfbeschikkingsrecht, komt in verweer tegen deze praktijk. Zijn argumentatie is helder en consistent: bij een lichamelijke oorzaak voor ondraaglijk en uitzichtloos lijden kan in beginsel elke specialist tot een toetsbaar en onafhankelijk oordeel komen. Bij een niet-lichamelijke oorzaak is er per definitie sprake van een psychiater-patiënt-behandelingsrelatie, een per definitie langdurige behandelingsrelatie die niet ten behoeve van een snelle toetsing kan worden overgenomen door een collega-psychiater. Toch is dat de praktijk en Chabot verzet zich daartegen.

De RTC spreekt van "zich ontwikkelende opvattingen over de wettelijke normen". Maar Chabot stelt terecht de vraag: wanneer hebben die ontwikkelingen dan plaatsgevonden en wie zijn bij die discussies betrokken? De noodklok die Chabot luidt komt natuurlijk ongelegen voor psychiatrische patiënten die nu via de SLK in aanmerking hopen te komen voor euthanasie. Maar zoals altijd het geval is wanneer Chabot spreekt, we dienen zijn opmerkingen wel ter harte te nemen. Het is vooral een ethisch vraagstuk dat de psychiatrie op moet pakken. Geen gemakkelijke materie, niet voor de psychiater maar zeker niet voor diens patiënt.

Geen opmerkingen: