zaterdag 10 september 2016

Massa en elite in duisternis


Svante Cornell is directeur oprichter van het Institute for Security and Development Policy in Zweden en tevens onderzoeksdirecteur van het Central Asia-Caucasus Institute @ Silk Road Studies Program. Cornell bestudeerde onder meer de politieke islam in Turkije en in een verhelderend interview in de NRC van 9 september doet hij uit de doeken hoe duister die politieke islam opereert.


De huidige controverse tussen de politieke islam van Erdogan en die van Gülen is volgens Cornell het grootste gevecht ooit in islamitisch Turkije. Hij schetst het ideologische verschil tussen beide kemphanen als volgt. Erdogan komt voort uit de Naqshbandibeweging die via verkiezingen naar de macht streven. Die Naqshbandi verzetten zich tegen het modernisme en het secularisme van Ataturk.


De Gülenbeweging, die weer afkomstig is uit de Nurcu koos ervoor de overheid in te gaan. De Nurcu proberen juist wetenschap en islam met elkaar te verenigen en accepteren seculier onderwijs en de Turkse republiek. Maar uiteindelijk zijn ze, althans voor zover ik dat goed begrepen heb, geen voorstander van een seculiere staat. Overigens zijn beide bewegingen soennitisch.


Cornell schetst hoezeer de Gülenbeweging een duistere beweging is: "er is altijd een verschil tussen wat ze zegen en wat ze doen". De vraag bij Gülen is waarom hij macht zou nastreven als hij verklaart vooral een sociale beweging te zijn. Zijn aanhangers hebben nadrukkelijk geprobeerd de leiding over bepaalde instituties te krijgen en zijn ook nadrukkelijk doorgedrongen tot alle rangen in het Turkse leger.


Veel Turken weten niet, zien niet en begrijpen niet wie de Gülenaanhangers zijn, de beweging wekt de indruk van een sekteachtige clan. Zij verkiezen dan Erdogan van wie je weet: je krijgt wat je ziet.
Duidelijk is wel dat de Gülenbeweging vooral aanhangers onder de elite heeft terwijl Erdogan die elite juist moet ontberen en vooral steun vindt onder de massa's. Het probleem voor Erdogan is dat hij te weinig hoogopgeleide mensen aan zich weet te binden die hem kunnen helpen het land te besturen.

Cornell gaat ervan uit dat de Gülenbeweging de drijvende kracht achter de coup is, niet de enige, wel de drijvende. Maar hij erkent onmiddellijk dat daarvoor geen enkel direct bewijs voorhanden is. Ook is hij er zeer stellig van overtuigd dat de Turkse ambassades en de Turkse regering de Turkse diaspora coördineren op een manier die zijn weerga niet kent. In elk land zijn er lokale vertegenwoordigers van de Turkse regering die over de instrumenten en de middelen kunnen beschikken.

De vraag is nu welke de beste strategie is om Erdogan het hoofd te bieden. Cornell is daar duidelijk over: maak niet de fout te denken dat wij Turkije meer nodig hebben dan Turkije ons nodig heeft. Als het Europees kapitaal Turkije verlaat stort de economie onmiddellijk in. Turkije is volgens Cornell een steeds instabieler land. Helaas echter heeft Europa een klinisch onvermogen om haar macht te gebruiken. Cornell: "we weten niet eens dat we die macht hebben".

Geen opmerkingen: