donderdag 11 oktober 2012

De studenten en de klassenstrijd


In 1969 ging ik naar de universiteit en kreeg toen een schamele beurs omdat mijn vader verondersteld werd het verschil tussen die beurs en wat ik nodig had om te studeren, bij te kunnen leggen. Dat mijn vader daar anders over dacht, doet nu niet ter zake. Na mijn studie heb ik die beursschuld in zijn geheel terug moeten betalen aan het Rijk en dat heeft mij altijd een vrij logische zaak geleken. Omdat ik een uiterst bescheiden inkomen genoot, betaalde ik maandelijks een relatief laag bedrag af. Het duurde dan ook jaren eer ik alles afgelost had.

Nu wordt de basisbeurs vervangen door een sociaal leenstelsel. De student, die vier jaar over zijn studie mag doen, leent dus een bedrag tussen de € 10.000 en € 60.000 en begint die lening na zijn studie af te lossen zodra hij een vast inkomen heeft. De hoogte van de aflossing wordt bepaald aan de hand van het inkomen van de afgestudeerde.
Wat is hier in vredesnaam oneerlijk of onredelijk aan? Hoezo zou zo'n regeling ten koste van de lagere inkomens gaan? De uit de lagere inkomens afkomstige student gaat later niet verdienen naar de klasse waaruit hij afkomstig is maar naargelang het beroep dat hij met zijn studie in de rugzak uit kan gaan oefenen. Hoezo tweedeling in de maatschappij?
Ik hoor studentenvakbonden en aankomende studenten beweren dat ze dan met een achterstand aan hun beroepsleven beginnen. Het is echt de grootst mogelijke flauwekul en ik zou willen hopen dat het verstand hier de boventoon gaat vieren.

De parlementaire democratie en vele voortvloeiselen daaruit (denk aan ons verzekeringsstelsel en denk aan Europa) zijn gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. We brengen met elkaar collectieve middelen op (en die noemen we collectieve lasten) waaruit de overheid namens en voor ons allen een aantal onszelf ten goede komende doelen kan financieren. Het solidariteitsbeginsel leert ons dat we moeten accepteren dat er ook geld gaat naar zaken die niet bij iedereen de hoogste prioriteit hebben. Op die manier zorgen we ervoor dat zowel de grote groep als (wisselende) minderheden uit de door onszelf gefourageerde staatsruif kunnen eten.
De overheid die geweldig moet bezuinigen en er onder meer op moet toezien dat de huidige generaties straks óók een pensioen moeten kunnen krijgen, stelt nu iedereen - ongeacht diens sociaaleconomische herkomst - in staat om met een staatslening te gaan studeren en die lening pas af te gaan lossen wanneer de afgestudeerde zich een geregeld inkomen heeft verworven. Ik zou willen zeggen: democratischer en eerlijker kan het niet.

Geen opmerkingen: