maandag 21 januari 2013

Geloofwaardigheid


In de Volkskrant lezen we dat in ons land het vertrouwen in leiders - zowel uit het bedrijfsleven als uit de politiek - naar een absoluut dieptepunt is gedaald. Het vertrouwen in industrieel leiderschap ligt nu op 10%, terwijl het vertrouwen in de politiek bij niet meer dan 6% van de bevolking nog aanwezig is.
Het vertrouwen in de politiek blijkt recht evenredig te verlopen met economische groei. Anders gezegd: gaat het slecht in de economie, dan krijgt de politiek daarvan de schuld. Niet vreemd derhalve dat tijdens een forse meerjarige crisis, zoals wij nu beleven, het aanzien van de politiek snel daalt.
Hoe het met het vertrouwen in industrieel leiderschap precies is gesteld, weet ik niet maar ik heb er wel mijn eigen theorie over. Het publiek begint zo langzamerhand door te krijgen dat het grote graaien niet iets is waar enkel en alleen politici zich schuldig aan maken. Sterker nog, dit gedrag is in veel heviger mate aan te treffen bij bedrijven, banken, old boys networks, woningbouwcorporaties, zorginstellingen en ga zo maar door.
De niet aflatende stroom berichten in de pers - en maar weinig mensen realiseren zich hoe blij wij moeten zijn met een sterke en onafhankelijke pers - over wangedrag bij bestuurderen van allerlei pluimage, is funest voor de publieke moraal. De overheid kan proberen deze ontwikkelingen een halt toe te roepen door wet- en regelgeving maar wie wil blijven graaien, vindt altijd wel een omweg.
Ik voorspel dat we in de komende jaren - nu de minister van Binnenlandse Zaken eindelijk werk maakt van de Balkenendenorm - zullen gaan zien dat steeds meer bestuurderen niet meer in loondienst treden maar zich via een BV verhuren aan hun opdrachtgevers. Daar zal de minister dan weer nieuwe regelgeving op moeten bedenken en deze cyclus kan zich in principe eindeloos herhalen.

Het komt echt telkens weer op hetzelfde neer: de publieke moraal bestaat bij de gratie van solidariteit en matigheid.

Geen opmerkingen: