vrijdag 15 januari 2021

Ook de Tweede Kamer moet met de billen bloot

 

Het kabinet stapt op en wordt demissionair tot aan de volgende verkiezingen in maart aanstaande. Wiebes stapt meteen op en gaat niet demissionair verder. De Raad van State gaat onderzoek doen naar de eigen rol in de toeslagenaffaire en dat lijkt mij een zeer juiste beslissing. De vraag is natuurlijk wel welke de konklusies van dat onderzoek zullen zijn en welke consequenties daaruit worden getrokken.

Tjeenk Willink betoogt in de NRC van 14 januari terecht dat het opstappen van het kabinet in het geheel niets betekent als het erom gaat recht te zetten wat door het ongekende onrecht is aangedaan aan tienduizenden burgers. En nog veel terechter is zijn vaststelling dat één partij in deze hele kwestie tot nog toe volledig buiten beeld is gebleven: de Tweede Kamer zelf.

Het parlement zou er goed aan doen eens kritisch naar zichzelf te kijken. Volgens mij lukt dat alleen met een heuse volwassen parlementaire enquête. De basis voor zo'n enquête is al vastgelegd in het onderzoeksrapport Ongekend Onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. 

Wat we nu zien gebeuren is dat het kabinet aftreedt en aanblijft tot aan de verkiezingen (wat met het oog op de pandemie te billijken is) en dat de huidige lijsttrekkers van de partijen na de verkiezingen gewoon weer terugkeren. Met uitzondering van Asscher die besloot op te stappen als lijsttrekker, overigens zonder verantwoordelijkheid te nemen voor zijn rol in de toeslagenaffaire. 

Er is nog niet één gedupeerde burger die inmiddels geld heeft ontvangen van deze volstrekt onbetrouwbare overheid! Ik herhaal het nog maar eens, het aftreden van een kabinet is volstrekt ontoereikend en onvoldoende om het draagvlak voor de overheid onder de burgerij te herstellen. Alle betrokkenen moeten in de spiegel kijken en zich afvragen: ben ik nog langer geschikt om deze voorname positie van volksvertegenwoordiger in te nemen.

Ik hoef die vraag niet te beantwoorden, dat moeten ze zelf doen. Asscher had die vraag overigens al bevestigend beantwoord. Toen hij als minister reeds in 2013 en 2014 geconfronteerd werd met hoe de wetgeving voor individuele burgers uitpakte, weigerde hij daarop te reageren met als verdediging dat hij niet op individuele gevallen in wenste te gaan. Toen al hadden alle bellen bij hem moeten rinkelen. Er gebeurde niets. Behalve voor de burgers die geknecht en aan de schandpaal genageld werden. Door de overheid!

Geen opmerkingen: